Een officiële gids met alle op dat moment bekende radiobuis-schakelingen voor het maken van kortegolfontvangers én -zenders. Deze gids moet wereldwijd een kentering hebben aangebracht in de productie van radiotoestellen en van invloed zijn geweest op het leven en werken van ontelbare mensen. Om het belang van deze publicatie te benadrukken werd deze in 1987 in ongewijzigde vorm opnieuw uitgebracht, met als toevoeging een verhandeling en vergelijking over het gebruik van transistoren.
De ‘manual’ bevat vooral veel schakelingen voor ontvangers en zenders. Meestal opgebouwd uit een radiobuis en bijbehorende ontvangstspoelen en met veel foto’s en werkbeschrijvingen aangevuld. Het is een geschiedenisboek die zich vooral door de technische lezer laat verslinden. Ik vind het boek, ondanks het feit dat veel van de schakelingen ondertussen door de tijd zijn achterhaald, fantastisch om door te bladeren. Veel van de schakelingen zijn op dat moment het neusje van de zalm op het gebied van innovatie en technische know-how en je kunt niet veel anders dan respect hebben voor deze mate van gedetailleerde publicatie. Ik vind de toevoeging van de pagina’s over transistoren (duidelijk herkenbaar als toevoeging door de afwijkende plaatsing van het paginanummer) een welkome aanvulling, omdat er moeite voor is gedaan buizenschakelingen en transistorschakelingen met elkaar in overeenstemming te brengen.
De magie van een goede programmeertaal zit verscholen in de eenvoud waarmee een bepaald idee kan worden uitgedrukt. Processor-assembleertaal is complex, krachtig en moeilijk om te leren gebruiken. Om een programmeertaal in de beginjaren van de thuiscomputers te laten landen moest deze niet alleen ‘goed’ zijn, maar als programma ook nog passen binnen de toenmalige beperkingen op het gebied van opslag, verwerkingssnelheid en werkgeheugen (RAM). De Tiny BASIC programmeertaal, als concept voor het eerst voorgesteld door Dennis Allison in het septembernummer van People’s Computer Company’s Dr. Dobb’s Journal, voldeed aan die eisen. De Journal begon net met publiceren en had als doel te dienen als referentiewerk; publicatie van een programmeertaal paste fabelhaft in dat concept. Tiny BASIC was op het moment van publiceren nog geen programmeertaal met een wijde beschikbaarheid voor de diversiteit aan computerhardware in die tijd: van de lezers van het blad werd de bovengemiddelde inspanning verwacht om Tiny BASIC zélf voor de eigen hardware te implementeren. Diverse codevoorbeelden en implementatierichtlijnen hielpen daar echter bij en Tiny BASIC kwam je daarna in heel veel varianten tegen.
De eigenschappen van de voorgestelde Tiny BASIC waren als volgt:
Alleen 8-bit (of 16-bit) integerberekeningen in het bereik -128 tot +127 of -32768 tot +32767
26 variabelen met namen A, B, C, D, .. , Y, Z
De RND functie
7 BASIC statements: INPUT, PRINT, LET, GOTO, IF, GOSUB, RETURN
Strings alleen als parameter voor PRINT
Hoewel de uitrusting van Tiny BASIC beperkt lijkt, viel dat in het licht van de hardwaremogelijkheden van de computers in de jaren ’70 nog reuze mee en ook zonder later geïntroduceerde toeters en bellen waren complexe programma’s mogelijk. Met INPUT was het mogelijk om invoer van een gebruiker te vragen (beperkt tot geen input, of een geheel getal). Met LET konden alle mogelijke berekeningen worden uitgevoerd – expressies geëvalueerd – zolang de uitkomsten maar beperkt bleven tot gehele getallen. En met PRINT konden de antwoorden op het scherm worden getoverd. Vorwaardelijke verwerking werd mogelijk met IF en grotere programma’s konden gebruik maken van routines met GOSUB en RETURN. Tiny BASIC was dan ook een instant succes.
In de latere jaren kwam je Tiny BASIC in allerlei vormen en onder diverse namen tegen. Laatst zag ik een implementatie op een Arduino, die een listing op een miniatuur OLED scherm toonde. En het stond de programmeurs vrij om zelf uitbreidingen aan de taal te maken, bijvoorbeeld door functies toe te voegen voor wiskundige berekeningen, of specifieke hardware of I/O uitbreidingen. Succes verzekerd.
De basis Tiny BASIC instructies zijn voldoende voor ieder denkbaar programma die binnen de beperkingen van geheugen en integerberekeningen moet werken. Met de combinatie van IF en GOTO waren ook herhalingen mogelijk:
100 LET L = 0 110 PRINT "IN THE LOOP", L 120 LET L = L + 1 130 IF L < 10 THEN GOTO 110 140 PRINT "OUT OF THE LOOP"
In latere Tiny BASIC versies werd zonder uitzondering de FOR .. TO .. NEXT constructie toegevoegd, zodat de code hierboven herschreven kon worden als:
100 FOR L = 0 TO 9 110 PRINT "IN THE LOOP", L 130 NEXT L 140 PRINT "OUT OF THE LOOP"
Omdat de Tiny BASIC programmeertaal maar weinig woorden kent en deze woorden toch al als enkele ’token’ in het geheugen van de computer werden opgeslagen, zochten veel computerbouwers naar manieren om met een enkele toets een geheel BASIC woord in te kunnen voeren. Hieronder een voorbeeld van de toetsenbord-layout voor de Tiny BASIC implementatie op de Micro-Professor MPF-1, wat gezien de aanwezigheid van FOR .. TO .. NEXT al een meer uitgebreide versie betreft. De commando’s SAVE, CONT, LIST, NEW, LOAD, RUN en ENTER zijn geen programmeerinstructies, maar middelen om programma’s in z’n geheel te laden van of bewaren op cassetteband, een programma te starten, te ‘listen’, of een afgebroken programma te hervatten.
Research In Motion produceerde al eenrichting-oproepsystemen (‘pagers’) die gebruik maakten van GSM sinds 1984 maar raakte pas bij het grote publiek bekend toen ze in 1999 de BlackBerry 850 op de markt zetten. De 850 was een bidirectionele pager met email functionaliteit die gebruik maakte van het 2G GSM netwerk. RIM produceerde het apparaat, het besturingssysteem, de applicaties en de aanvullende diensten en bracht met regelmaat nieuwe apparaten met meer mogelijkheden uit. In de volgende jaren zou RIM met dit totaalconcept de concurrentie van US Robotics, Palm, Handspring en Treo op een ruime afstand weten te houden.
RIM ontwikkelde in 1989 een toegangspoort genaamd RIMGate waarmee het bedrijven kon voorzien van een schaalbaar X.25 radionetwerk voor telecommunicatie. Later zouden ze deze technologie laten versmelten met TCP/IP gebaseerde internettechnieken. Vanaf 1995 gebruikte RIM eigenontwikkelde radio modems in haar pagers waarmee later ondermeer draadloze verbindingen met het internet gemaakt konden worden om email op te halen of webpagina’s te bekijken. Vlak na de introductie van de RIM BackBerry email diensten in 1999 zag de eerste RIM ‘communicator’, de 850, het licht. De vraag naar dit kleine, handzame apparaat waarmee uitsluitend tekstberichten in de vorm van email of eenvoudige webpagina’s konden worden gelezen, explodeerde vanaf de dag van de introductie.
De ‘BlackBerry’ was niet veel meer dan een bidirectionele pager met email en wat beperkte HTML-functionaliteit. Intern had de 850 een Intel 80386 microprocessor en 4 MB aan werkgeheugen en maakte gebruik van RIM’s eigen radiomodem. Het kon niet als telefoon worden gebruikt, maar het gaf gebruikers wel iets wat ze nog nooit eerder hadden gehad: een ‘always-on’ verbinding waarmee ze konden synchroniseren met Microsoft Exchange en waar ook ter wereld in verbinding met hun collega’s en het thuisfront konden blijven. In de begintijd heette de 850 nog geen BlackBerry en de 850 was alleen beschikbaar voor ondernemingen die gebruik maakten van Microsoft Exchange. Geen van beide factoren deed echter afbreuk aan de 850 als statussymbool: de personen die een BlackBerry 850 gebruikten hadden het gevoel dat ze het hadden gemaakt.
BlackBerry was een van de meest prominente smartphonemerken ter wereld, gespecialiseerd in veilige communicatie en mobiele productiviteit, en bekend om de toetsenborden op de meeste van hun apparaten. Op het hoogtepunt in september 2013 waren er wereldwijd 85 miljoen BlackBerry-abonnees. BlackBerry verloor echter zijn dominante positie in de markt door het succes van de Android- en iOS-platforms en ging in 2016 failliet.
In 2023 publiceerde SQFMI een printplaat met een BlackBerry toetsenbord, een 400×200 pixels LCD en een oplaadbare batterij, bedoeld ter ondersteuning van een Raspberry Pi Zero (W). De combinatie ademt nog wat nostalgie van de BlackBerry-dagen, met een herkenbaar toetsenbord maar ook een herkenbaar concept ‘draagbare computer’. Leuk.
Vanaf hun introductie in 1946 staan Vespa scooters bekend om hun gelakte, geperste stalen unibody die de motor geheel omsluit, een vlakke vloerplaat biedt als voetbescherming en een prominente voorkuip heeft tegen weer en wind. Anno nu is het model en het merk Vespa nog steeds het summum op het gebied van mobiliteit bij zowel jeugd als hip metromens en wordt door de andere scootermerken zo goed mogelijk gekopieerd om dezelfde aantrekkingskracht te bieden.
Vespa is een Italiaans scootermerk vervaardigd door Piaggio. De naam Vespa betekent ‘wesp’ in het Italiaans. Na de introductie in 1946 is de Vespa geëvolueerd van enkel model scooter tot een volledige lijn van diverse uitvoeringen en varianten en is een zelfstandig bedrijf onder de Piaggio vlag. De scooter werd in juni 1947 gepatendeerd door ontwerper Corradino d’Ascanio en kreeg een patentduur van 14 jaar. Piaggio hernieuwt het ontwerp iedere paar jaar op elementaire punten zodat een continue patentbescherming van kracht blijft, maar voor oudere ontwerpen geldt dat niet.
Big Ear was een radiotelescoop die door de Ohio State University werd gebruikt als breedband radio-observatorium voor signalen uit de ruimte. De radiosignalen werden door een IBM 1130 computer gebundeld tot hashgetallen en afgedrukt op zebrapapier. De afdrukken werden periodiek door studenten van de universiteit geanalyseerd. Jerry Ehman ontdekte op 7 augustus 1977 een reeks signalen die overeen kwamen met het soort signalen dat door andere beschavingen in de ruimte uitgezonden zouden kunnen worden en markeerde deze op het papier met WOW!
Het Big Ear radio-observatorium dat de WOW!-signalen ontving (foto Ohio State University)
Hoewel het radio-observatorium in 1998 ruimte moest maken voor een golfbaan, is de geschiedenis van de ontdekking van de WOW! signalen goed gedocumenteerd. Tot op de dag van vandaag is er geen duidelijkheid over wat het signaal betekent, maar de kans dat het afkomstig is van buitenaards leven is niet uitgesloten.
Space Shuttle was de naam voor een Amerikaans systeem van herbruikbare ruimtevaartuigen die in totaal 135 vluchten uitvoerden, waaronder het transport van grote delen van het International Space Station en het vervoer van goederen en astronauten van en naar het ISS. De laatste vlucht van een Space Shuttle was de Atlantis op 21 juni 2011, gevlogen door Douglas Hurley die later ook de gezagvoerder van eerste NASA Commercial Crew missie Demo-2 van SpaceX zou worden.
Tussen 1981 en 2011 gebruikte NASA met regelmaat de Space Shuttle voor vluchten naar het International Space Station, in de beginjaren van het Space Shuttle programma nog in aanbouw. De Space Shuttle bestond uit een soort vliegtuig die zelfstandig kon landen op Aarde, nadat deze vanuit de ruimte door de dampkring was komen vallen. Lancering gebeurde met een enorme brandstoftank en twee vaste brandstof raketten. Hoewel het geheel overweldigend overkwam, was de vlucht volgens Douglas Hurley ‘considerably smoother than the flight with Crew Dragon on top of Falcon 9″.
De eerste Space Shuttle was Enterprise, die in 1976 als testvoertuig werd gebouwd. Vier werkende Shuttles werden als regelmatige verbinding met ISS ingezet: Columbia, Challenger, Discovery en Atlantis. In 1991 kwam daar Endeavour bij, die de Challenger en Columbia moest vervangen die in 1986 en 2003 werden verwoest door fatale ongelukken.
Nadat de landing van Atlantis werden de Space Shuttles afgedankt. Vanaf 2011 tot 2020 maakten de Amerikanen gebruik van het gedateerde, maar zeer betrouwbare Russische Soyuz programma om astronauten van en naar het ISS te transporteren. In 2020 kwam hier met de eerste lancering van het Commercial Crew programma verandering in, toen NASA met de SpaceX Crew Dragon twee astronauten naar ISS liet brengen.
De Pulsar P2 was het eerste digitale horloge dat in grote hoeveelheden werd geproduceerd. Pulsar kwam met de P2 in 1973 op de markt en bracht het horloge onder de aandacht van het grote publiek in de James Bond film Live and Let Die met Roger Moore in de hoofdrol. Door ondermeer de voor die tijd opvallend hoge prijs van $ 395,- en de onwaarschijnlijk moderne uitstraling werd de Pulsar P2 een statussymbool voor filmsterren en andere beroemdheden.
De P2 was het tweede digitale horloge van Pulsar: de P1 was een massief gouden horloge dat in april 1972 op de markt kwam. Grote delen van de P1 werden met de hand gemaakt, waaronder de honderden verbindingen met gouddraad in het binnenwerk van de P1, die met de hand werden gesoldeerd. Uiteindelijk werden er van de P1 toch nog 400 geproduceerd, waarvan echter alle exemplaren terug moesten naar de fabriek omdat het binnenwerk het na enkele maanden begaf.
De ReVox A77 is een magnetische audio bandrecorder geproduceerd door het Zwitserse ReVox van 1967 tot 1977. Het wordt gezien als een high-end apparaat door zowel professionals als audioliefhebbers. Diverse muziekanten zijn hun professionele muziekcarriere begonnen door het opnemen van hun muziekstukken met deze A77.
De Olympus EC laboratoriummicroscoop is een degelijke optische microscoop uit de E-serie van microscopen die door Olympus Tokio vanaf 1958 werd uitgebracht. De E-serie van microscopen maakte net als de Standard microscopen van Carl Zeiss gebruik van een uniforme standaard die werd gebruikt bij alle modellen microscopen. Deze standaard is uitgevoerd in metaal en de verschillende onderdelen zijn degelijk en comfortabel uitgevoerd. De gehele microscoop, inclusief houten koffer, weegt zo’n 11 kilogram.
In 1940 kreeg de Galvin Manufacturing Company van de Amerikaanse War Department de opdracht om een mobiele radio zendontvanger te ontwikkelen die gebruikt kon worden in het veld. Hoewel het geheel meer weg had van een metalen rugzak werd het in die tijd beschreven als “primarily intended as a walkie-talkie for foot combat troops”, waardoor de naam ‘walkie talkie’ is blijven hangen.
Motorola, zoals de Galvin Manufacturing Company zich later ging noemen, produceerde zo’n 50.000 SCR’300’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Engelse leger produceerde een eigen variant, de Wireless Set No. 31.
De SCR-300 was met 18 radiobuizen uitgerust, en gecombineerd met een set zinkbatterijen kwam het totale gewicht op zo’n 18 kilo uit. Het maakte gebruik van de FM-band en had een ingebouwde ruisonderdrukking. In vergelijking met de toenmalig voor thuisgebruik gangbare AM-radio’s was de SCR-300 daarmee een technologisch zeer geavanceerd product. De reikwijdte was tenminste 3 mile, zo’n 5 kilometer.
Strikt gezien is een fiets met elektrische trapondersteuning die in 2016 op de markt is gekomen misschien geen retro. Toch schreeuwt het Nederlandse ontwerp van de broers Taco en Ties Carlier ‘klassiek’ en ’tijdloos’ en dat maakt het toekomstig retro. Neo-retro, zo u wilt.
De VanMoof Electrified S is een stadsfiets met een duidelijk Nederlands design, hoewel het moeilijk is om aan te geven waarom dat design zo über-Nederlands lijkt. Het design-aspect komt verder naar voren door het feit dat aan de fiets niet is te zien dat het gaat om een top-of-the-bill elektrische fiets: accu, bedrading en zelfs front-hubmotor zijn aan het oog onttrokken. Wat de fiets verder bijzonder maakt is het meegeleverde kettingslot dat sleutelloos met een ingebouwd touchscreen (en koppeling met een smartphone) wordt bediend.
De fiets is met een kleine 19 kilo, inclusief het gewicht van het kettingslot, best licht te noemen. En dat maakt het een snelle fiets, ook zonder de elektrische trapondersteuning. De hubmotor levert geen weerstand als hij niet wordt gebruikt en de fiets trapt daarom licht. De VanMoof Electrified S is zonder twijfel het lievelingetje van pers en reviewers, getuige de rapporten hieronder.
In 1974 stuurden we vanuit Puerto Rico een radioboodschap het heelal in met hierin informatie over het leven op Aarde: de basis voor onze wiskunde, atoomnummers van DNA-bouwstoffen, formules voor koolhydraten en een vereenvoudigde weergave van de mens. Het doel hiervan was om het eerste contact met andere werelden te leggen. De boodschap gaat er meer dan 25.000 jaar over doen om bij de eindbestemming aan te komen, dus echt praktisch is deze kennismaking nog niet.
Het versturen van een boodschap naar de sterren is onderdeel van de pogingen om de Fermi-paradox op te lossen. De Fermi-paradox is het vraagstuk dat bestaat uit aan de ene kant de hoge statistische waarschijnlijkheid van leven op andere planeten en aan de andere kant de volledige afwezigheid van contact met andere planeten. Omdat beide gegevens niet met elkaar zijn te rijmen is er sprake van een paradox: een schijnbare tegenstelling. Het formele wetenschappelijke vraagstuk wordt als volgt geformuleerd:
De grootte en leeftijd van het universum suggereren dat er veel technologisch geavanceerde buitenaardse beschavingen zouden moeten bestaan. Deze hypothese is echter inconsistent met het ontbreken van gevonden bewijs dat deze stelling ondersteunt.
Omdat het heelal zo groot is en er daarom miljoenen mogelijke planeten moeten zijn waarop leven mogelijk is, zouden we allang contact gehad moeten hebben gehad met ‘aliens’. Echter, dat lijken we niet te hebben. In termen van oplossingen voor deze paradox wordt gedacht aan de volgende richtingen:
buitenaards leven bestaat niet en wij zijn alleen in de kosmos
buitenaards (intelligent) leven bestaat wel maar heeft tot op heden nog nooit contact gelegd met de aarde
buitenaards leven heeft in het verleden of het heden inderdaad al op enigerlei wijze contact gelegd met de aarde
buitenaards (intelligent) leven is zich allang bewust van ons maar heeft geen interesse in de mens en zijn technologie of wil geen contact met ons
Vooral de tweede richting is voor ons van belang. Als buitenaards leven geen contact legt met de aarde, ondanks het feit dat leven op veel planeten miljoenen jaren eerder kan zijn ontstaan, dan kan de verklaring hiervoor zijn dat leven na een bepaalde tijd uitsterft en dat er voor iedere vorm van intelligent leven sprake is van een Grote Barrière die voorkomt dat leven zich buiten de eigen planeet en zonnestelsel vestigt. Dat laatste zou niet leuk zijn voor ons.
Samen met Sony ontwikkelde Philips de Compact Disc (cd), die voor het eerst werd gefabriceerd op 17 augustus 1979 door Philipsonderdeel Polygram te Langenhagen. Een cd is een optische schijf die oorspronkelijk voor de opslag van muziek werd gebruikt als vervanger van de grammofoonplaat van vinyl, maar die sinds een paar jaar na de introductie ook voor opslag van andersoortige gegevens werd ingezet zoals de cd-rom (computerdata) en cd-video (films).
Philips vond in Sony een perfecte partner voor de cd. Philips had nog veel ongebruikte videoplaatoctrooien beschikbaar. Sony had een specialisatie in digitale technieken. In 1986 kwam de cd-rom hieruit voort, die gebruikt werd voor het opslaan van computerdata. Twee jaar later werd de cd-rom beschrijfbaar. Later werd de cd-rom vervolmaakt; eerst de dvd (1997) en daarna blu-ray (2006).
Windows is een grafisch besturingssysteem ontwikkeld door Microsoft. Versie 1.0, bedoeld voor IBM PC’s en compatible computers met een 80×86 microprocessor, werd op 20 november 1985 op de markt gebracht. Microsoft had daarvoor nauw samengewerkt met Apple om programma’s te ontwikkelen voor hun Apple Macintosh en met de ervaring die daarmee door ontwikkelaars van Microsoft werd opgedaan werd de eigen grafische schil rondom MS-DOS ontwikkeld. Microsoft oprichter Bill Gates ontwikkelde veel van de applicaties die met Windows 1.0 werden meegeleverd, waaronder Calculator en Notepad. Windows 1.0 was op z’n best een slap aftreksels van het Apple Mac OS besturingssysteem, maar vormde wel het begin van de Windows productlijn die, eenmaal uitgebreid en ontdaan van de afhankelijkheid met MS-DOS, wereldwijd het grootste en meestgebruikte besturingssysteem zou gaan worden. In 2015 werd Windows 10 uitgebracht, die zich op alle fronten kon meten met OS X, de dan actuele versie van het Macintosh besturingssysteem.
Midden jaren tachtig kwam Tim Berners-Lee in dienst van het CERN, het Europese laboratorium voor deeltjesfysica in Meyrin, in het kanton Genève ten westen van de stad Genève op de grens van Frankrijk en Zwitserland. Als softwareontwikkelaar schreef hij daar het databasesysteem ENQUIRE, waarin hij hypertekst introduceerde: activeerbare hyperlinks om informatie te delen en te updaten tussen de gebruikers. Vanaf maart 1989 werkte hij dit concept verder uit tot het World Wide Web: het combineren van hypertekst met het internet, een gedecentraliseerd netwerk dat in de jaren zestig door het Amerikaanse leger was ontwikkeld. Tevens schreef hij de eerste webbrowser en startte de eerste webserver op een NeXTcube. Op 6 augustus 1991 lanceerde hij de allereerste website: http://info.cern.ch/hypertext/WWW/TheProject.html, waarmee het wereldwijde web een feit was.
De basis voor het wereldwijde web wordt gevormd door het internet, een gedecentraliseerd netwerk dat zijn oorsprong vindt in het ARAPNET, een in 1969 door ARPA, een dienst van het Amerikaanse ministerie van Defensie, begonnen computernetwerk gebaseerd op packet switching. De term ‘Internet’ werd in 1974 voor het eerst gebruikt in een document van Vinton Cerf en zijn manager, Bob Kahn, over TCP. Op 1 januari 1983 stapte ARPANET over van NCP naar TCP/IP als netwerkprotocol (waarbij IP staat voor Internet Protocol), en daarmee was de geboorte van het internet in zijn huidige technische vorm een feit. Het gebruik ervan verspreidde zich verder onder universiteiten en aan de overheid gelieerde instellingen, eerst in de Verenigde Staten, later ook in Canada, Europa en Japan. Het meeste gebruik vond plaats in de vorm van het tekstgebaseerde SMTP (e-mail), FTP (bestandsoverdracht) en telnet (tekstuele interactieve sessies).