Leonard de Vries was een echte jeugdboekenschrijver met een voorkeur voor techniek. Vele boeken over technische onderwerpen, al dan niet in romanvorm, kwamen van zijn hand. Zo ook Het Jongens Electriciteitsboek uit 1941, uitgegeven door de toen kersverse uitgeverij De Bezige Bij. De onderdrukking van Duitsland had gevolgen voor Joodse schrijvers en De Vries gebruikte daarom het pseudoniem Fred Hagenaar om toch zijn boeken te kunnen blijven publiceren. Bij de eerste druk staat echter nog zijn echte naam op de omslag en het pseudoniem binnenin; waarschijnlijk was de omslag al gemaakt.
Dit boek staat bol van de technologische hoogstandjes, afgemeten aan de stand van de techniek in die tijd. Niet alle ideeën en schakelingen in het boek waren echter allemaal even uitvoerbaar of veilig. De Vries leek soms beter met de pen dan met de soldeerbout; er zaten voldoende onderwerpen in het boek die bijna garant leken te staan voor ernstige ongelukken, zou de lezer daadwerkelijk overgaan tot het uitvoeren van de voorgestelde experimenten. Ik herinner me een schakeling voor het maken van een eigen X-ray lamp, waarmee je de botten van je hand zou kunnen zien..
Later zou landgenoot Chriet Titulaer evenveel jongelingen interesseren voor nieuwe uitvindingen, zij het dan met veiliger onderwerpen.
Ik kreeg mijn exemplaar van mijn vader ergens rond 1977. Hij zal het in zijn jeugd gekregen hebben, misschien op zijn 10e of 11e verjaardag.
1941 – 1e druk (groene linnen band)
1941 – 2e druk (groene linnen rug, bedrukte kartonnen voor- en achterzijde)
In opdracht van automatiseerder RAET, die hiermee 25 jaar dienstverlening wilde vieren, schreef Chriet Titulaer het boek ‘Computers. Wat moet je ermee?’, mogelijk het eerste populair-wetenschappelijke computerboek op de Nederlandse markt.
In de vroege jaren ’80 kwamen geruchten op gang over een uitnodigende kleine persoonlijke computer dat iets als ‘een muis’ had en naar je lachte als je hem aanzette. Journalist Steven Levy maakte de ontwikkeling van de Macintosh van dichtbij mee en verhaalt zijn ervaringen over de machine waarvan de makers van Apple hoopten dat het “een deuk in het universum zou maken.” Een fantastisch verhaal en ook na 35 jaar is dit boek de moeite van het lezen meer dan waard.
Geen boek over programmeren heeft me meer bezig gehouden dan Programming the Z80 van Rodnay Zaks (met als covertitel How to program the Z80). Zaks heeft het boek ontworpen als een volledig zelfstandige manier om vertrouwd te raken met het programmeren in het algemeen en assembleren voor de Zilog Z-80 microprocessor in het bijzonder. De Z80 (de oorspronkelijke spelling ‘Z-80’ werd zelfs door Zilog niet lang gehandhaafd) is een 8 bit processor, die werd ontworpen door oud-medewerkers van Intel. Hij werd uitgebracht in 1976 en is in essentie een processor die compatibel is met de 8080 van Intel, maar met meer instructies, registers en adresseringsmethoden. In het boek van Zaks komen dan ook verschillende verhandelingen over het werken met de 8080 voor.
Een microprocessor is slechts te gebruiken in combinatie met een door de fabrikant uitgegeven instructieset met vertaling naar machinetaalcode. De instructieset wordt gebruikt om programma’s in assembleertaal te specificeren en de vertaling naar machinecode levert bytes op die in het werkgeheugen door de processor kunnen worden uitgevoerd. Iedere fabrikant levert daarom een handboek met de instructieset van de processor mee: in het geval van de Z80 is dat de Zilog Z80 CPU User’s Manual. Als voorbeeld de instructie LD (nn), A (“laad de inhoud van register A in geheugenadres nn“), uit de User’s Manual van Zilog:
De beschrijving van de instructie in de User’s Manual is beknopt en terzake, maar doet geen enkele moeite om de lezer op de pagina mee te nemen in de werking van de instructie. De User’s Manual lijkt ervan uit te gaan dat de lezer kundig is in de werking van de processor en alleen op zoek is naar de precieze vertaling van de assembleertaalinstructie naar de machinetaalcode.
Dezelfde instructie instructie LD (nn), A in Programming the Z80:
Het is aardig om te zien, hoe Zaks de droge stof van de instructieset aantrekkelijker wist te maken. De pagina begint direct met een tekstuele omschrijving van de werking van de instructie. Dat is geen overbodige luxe, want veel beginnende Z80 programmeurs hadden moeite met het onderscheid tussen “laad de register met het geheugenadres” en “laad de register met de inhoud van het geheugenadres”, om maar eens een voorbeeld te noemen. Ook een uitgebreidere beschrijving ontbrak niet, om de lezer die nog meer ondersteuning nodig had in het zadel te helpen. Voor de lezer die meer de behoefte hadden aan een afbeelding had Zaks een schematisch overzicht opgenomen van de data zoals die van de register A in het geheugen werd overgenomen.
Hoewel doorgewinterde Z80 programmeurs waarschijnlijk wel een kopie van de Zilog User’s Manual op hun bureau hadden liggen, was het leren programmeren in Z80 assembleertaal een stuk aantrekkelijker met het boek van Zaks op tafel. Ik heb mezelf leren programmeren in Z80 assembleertaal en heb in mijn studie Informatica leren programmeren in 80×86 assembleertaal. 80×86 assembleertaal heeft een op de 8080 gelijkende benaming van instructies, die afwijkend is van die van de Z80 (LD (nn), A van de Z80 heet STA word in 8088). De 80×86 heeft echter veel instructies die 16 bits geheugenadressen en resultaten toestaan, wat me motiveerde zowel handig te worden in 8080 assembleertaal, alsook de meer toekomstgerichte 80×86 instructieset.
Het boek Mobile Robots van Joseph Jones en Anita Flynn uit 1993 heeft een enorm effect gehad op de ontwikkeling van kleine programmeerbare robots. Jones en Flynn namen met hun boek de tijd om de lezer mee te nemen in de wereld van de mechanica, elektrotechniek, elektronica, chemie, sensoriek, gedragswetenschap en informatica op zo’n manier, dat iedere hobbyist na het lezen van het boek in staat was om zelf een eenvoudige, zelfstandig opererende robot te maken. Veel van de moderne mobile robots zijn ontwikkeld op basis van het gedachtengoed uit Mobile Robots (zoals de subsumption architectuur), dat overigens zelf weer veel geleend heeft van Fred Martin, Rodney Brooks en Valentino Breitenberg. En we hebben natuurlijk iRobot en Roomba aan deze mensen te danken.
Your Computer was een in Engeland gepubliceerd computertijdschrift dat van 1981 tot 1988 werd verkocht. Het voerde het zelfverklaarde “Britain’s Biggest-Selling Home Computer Magazine” op de voorzijde. Het tijdschrift was merk-agnostisch; aan alle populaire home computers van die tijd werd evenveel tijd en aandacht besteed. Ook door de lezer in zijn of haar computer in te voeren listings waren voor de verschillende merken.
Creative Computing was één van de eerste van vele computertijdschriften in de jaren ’70 en ’80 die verslag deed over de microcomputer revolutie. Het eerste nummer kwam uit in oktober 1974 en het tijdschrift publiceerde tot oktober 1985. Creative Computing was een degelijke publicatie met een breed interessegebied dat uitgebreider en meer toegankelijk werd beschreven dan bij bijvoorbeeld Byte het geval was. Het blad bevatte met regelmaat BASIC broncode voor tools en spelletjes (‘listings’), die gebruikers handmatig in hun home computers konden intikken. Ook werd met regelmaat een audiocassette of later een floppy disk bijgesloten waarop software in het formaat van de toenmalige computers was geladen.
Het maandblad KIJK bestaat technisch gezien al sinds 1968, eerst als weekblad en later, in 1975, als maandblad. Eerst uitgegeven door Uitgeverij De Spaarnestad en later door Sanoma. Maar zelf werd ik lid in 1980, als inwisseling voor het abonnement op de Donald Duck die toen voor het laatst de brievenbus ingleed. Kijk was in 1980 een bijzonder blad, en ik herinner me dat ik echt bezig was met het moment dat hij iedere maand weer door de brievenbus schoof. Het blad was niet oppervlakkig, deed niet of nauwelijks aan wat we tegenwoordig ‘clickbait’ zouden noemen (titels met grote aantrekkingskracht die verwijzen naar een artikel zonder enig inhoud) en deed moeite om onderwerpen uit het hele wetenschappelijke domein gelijkmatig in tot de verbeelding sprekende artikelen te gieten. De illustraties waren indrukwekkend, de onderwerpen spannend, visies werden gedeeld en hoewel het hielp om als lezer enige intellectuele bagage aan boord te hebben, was het geen randvoorwaarde om de meeste artikelen te kunnen lezen.
Vanaf de jaren ’80 werd ook aandacht besteed aan computers en het opkomende vakgebied programmeren. En zorgvuldig aansluitend op andere onderwerpen in het blad: rekenmodellen voor perspectieftekenen, een wedstrijd om een algoritme in zo weinig mogelijk tekens te schrijven, de eigen zelfbouw computer Bèta, ‘Willie’ de robotmuis.
De Rocket eBook (‘Rocketbook’) was een eerste generatie handzame eBook-lezer die werd geproduceerd door NuvoMedia. Het maakte gebruik van een drukgevoelig vloeibaar-kristallenscherm en en kon tot 10 eBooks gelijktijdig opslaan. Het apparaat had een standaard waarmee het met een computer werd verbonden om zo de ingebouwde accu op te laden en de software te actualiseren. Het bijzondere van de Rocket eBook was de vormgeving: het apparaat lag in de hand als een omgeslagen pocketboek. Rocket-compatibele boeken werden online verkocht, maar ook eigen tekstbestanden konden worden getoond. De ondersteuning voor epub en lit bestanden was afwezig. Het apparaat kostte zo’n 500 euro.
Dr. Dobb’s Journal (DDJ) was een maandelijks journaal dat in de Verenigde Staten werd gepubliceerd door United Business Media. Het schreef over onderwerpen die in het interessegebied van software ontwikkelaars lagen. DDJ werd in 1975 gelanceerd en kende zijn populairste periode in de jaren ’90. Het was het eerste softwaretijdschrift, in tegenstelling tot hardware-georienteerde tijdschriften. Bijdragen kwamen ondermeer van Steve Wozniak, Jef Raskin, Gary Kildall en Jeff Duntemann. Vaak werd de broncode van volledige programma’s afgedrukt, zoals de listing van de Tiny BASIC interpreter en de Small-C compiler.
Forrest M. Mims III is een amateurwetenschapper, columnist en auteur van verschillende populaire elektronica boeken. Zijn bekendste zijn de handgeschreven en handgetekende Engineer’s Notebooks die vanaf 1979 via Radio Shack werden verkocht. De schakelingen waren voorzien van inspirerende teksten en afbeeldingen en de boeken moeten een grote groep jonge mensen in de jaren ’80 van de vorige eeuw een duwtje in de richting van praktiserend elektronica hebben gegeven.
Elektuur is een maandblad over elektronica dat wordt uitgegeven door Elektor International Media bv. Sinds de oprichting in 1961 door Bob W. van der Horst is Elektor een toonaangevend en vooruitstrevend uitgeefhuis met een grote schare trouwe volgers, met name ook in de professionele sector. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw was het tijdschrift een “must” voor de elektronica liefhebber. Het tijdschrift was baanbrekend in synthesizers (Formant), microcomputers (SC/MP, de Junior computer, 8052 Basic board, etc.), versterkers en luidsprekerontwerpen. Er verschenen ook vele speciale uitgaves (bv. de “Luidspreker special”) over deze onderwerpen. Van een aantal ontwerpen zijn nog steeds speciale sites op het internet te vinden. De Elektuur was innovatief (al was dat woord nog niet in de mode) en eigenwijs. Het blad gaf ook vaak print (PCB) ontwerpen. Vaak kant en klaar te koop, maar menig armlastig student heeft tot de jaren 80 deze proberen te reproduceren met fotokopieën en zuurbaden.
Beroemd was de vakantieuitgave “de halfgeleidergids” met vaak meer dan 100 ontwerpen. De eerste uitgave hiervan was in 1964, gevolgd door een jaarlijkse herhaling. Het was een uitgave om naar uit te kijken, met veel gedetailleerde schakelingen met meer-of-mindere praktische toepassing. Sommige gepubliceerde schakelingen kwamen niet veel verder dan een theoretische overweging van een onderwerp, terwijl andere op een stukje gaatjesprint konden worden opgebouwd. Verschillende artikelen hadden een bijbehorend printontwerp, terwijl andere een specifiek ontworpen behuizing bij de publicatie hadden. De halfgeleidergids had een hoog herlees-gehalte en veel schakelingen waren pareltjes van vernuft. Meer berucht was het artikel “het lek van de Elektuur” waar fouten in het de maand daarvoor gepubliceerde ontwerpen werden gecorrigeerd. Menig abonnee wachtte een maandje of twee voordat hij (zelden een zij) aan het project begon. De Elektuur had ook humor. De halfgeleidergids bevatte vaak een onzin ontwerp en sommige series werden met stripjes van ironisch commentaar voorzien. Vaak waren ook in de tekst of naam van het project (de “Stentor” versterker) grappige opmerkingen opgenomen.
Zo rond 2005 begon de interesse voor de halfgeleidergids af te nemen. De layout van het blad spoorde niet goed meer met de aard van de schakelingen: een groter lettertype, brede marges, grote witruimten sloten niet meer aan bij de behoefte aan veel tekst, veel details en veel puzzelgenot van de lezers. Ook probeerde het maandblad in het algemeen te hard om ‘voor iedereen’ geschikt te zijn en veel ‘leerzame’ teksten te publiceren, voorbijgaand aan het feit dat een groot deel van de charme van het vakgebied zit in het moeten puzzelen, steeds opnieuw lezen van teksten en zelfstudie. De leerzame teksten sloten in het geheel niet aan bij de wat meer gevordere lezer, die de Elektuur daarom links begonnen te laten liggen.
In 2022 publiceerde Elektor, de nieuwe naam voor Elektuur, voor het eerst de ‘Circuit Special’, een dankbare poging om de charme van de halfgeleidergids nieuw leven in te blazen. In eerste instantie heette de heruitgave nog ‘Summer Circuits’, maar vanaf 2023 ontstond de definitieve nieuwe naam, ‘Circuit Special’.
Deze dikke omnibus bevat drie afzonderlijk verschenen romans: THUISWERELD, GRAANWERELD en STERRENWERELD (Rostrum, 1980). Hoofdpersoon is Jan Kulozik, een ingenieur van de ‘hogere klasse’ in Engeland in de nabije toekomst. In THUISWERELD komt Jan tot het besef dat zijn wereld in werkelijkheid een diktatuur is, geregeerd door de Geheime Dienst. Hij ontdekt hoe de lagere klassen leven, doet mee aan een Israelitische revolutiebeweging en wordt als staatsgevaarlijk ge-exporteerd naar de GRAANWERELD. Ook daar slaagt hij erin te breken met gevestigde normen en het wereldbeeld te wijzigen. STERRENWERELD behandelt dan de opstand van de ruimtekolonies tegen het diktatoriaal bewind van de Aarde en Kuloziks terugkeer.
Ringwereld is een sciencefictionboek van Amerikaans schrijver Larry Niven. Het boek won zowel de Hugo- als de Nebula Award. In 2855 wordt een onderzoeksexpeditie naar de Ringwereld gestuurd, een gigantische door onbekenden gebouwde wereld-ring om een ster. Nessus de poppenspeler, een buitenaards ras, vraagt Louis Wu, Teela Brown en de Kzin-strijder Spreker-tot-Dieren om met hem mee te gaan. Hun ruimteschip stort neer op de Ringwereld en in die uitgestrekte wereld blijken andere, weinig vriendelijke wezens te wonen.
Ringwereld is een kunstmatige ring met een breedte van ongeveer anderhalf miljoen kilometer die in een baan om een zon-achtige ster draait. De diameter van de ring is ongeveer driehonderd miljoen kilometer, zo groot als de baan van de aarde om de zon, de totale bewoonbare oppervlakte is ongeveer driehonderd miljoen keer zo groot als die van de aarde. De draaiing van de ring zorgt voor een kunstmatige zwaartekracht die ongeveer gelijk is aan die van de aarde. Langs de randen van de ring zijn muren van 1500 kilometer hoogte die de atmosfeer binnenhouden. Op enige afstand binnen de ring draait een tweede ring van schaduwvlakken, door de snellere draaiing hiervan zorgt deze voor een regelmatige afwisseling tussen dag en nacht. De nacht is echter nooit helemaal donker omdat gereflecteerd licht van de rest van de ring voor veel licht zorgt. Ook staat de zon overal op de ring altijd in het zenit, recht boven de bewoners.
Het verhaal van Ender speelt zich af in een toekomst waarin men maar twee kinderen mag krijgen. Alleen als er kans is op een buitengewoon kind wordt er toestemming voor een derde kind gegeven. Andrew ‘Ender’ Wiggin is zo’n kind, dat ook wel een ‘drietje’ wordt genoemd. Als klein kind wordt hij weggehaald bij zijn familie en op een keiharde oorlogsschool in een ruimtestation geplaatst. De regering hoopt dat Ender – als hij groot is – eindelijk de langdurige oorlog met de buitenaardse insectoïde ‘kruiperds’ kan beëindigen.