In 1977 kwam Commodore met de PET 2001 op de markt: een plaatstalen machine met ingebouwde monitor en audiocassettespeler en een minderwaardig rubber toetsenbord. De uitstraling van de machine kwam rechtstreeks uit de science fiction films waar de PET met haar vormgeving en ‘2001’ naar refereerde en er was zoveel vraag naar de computer dat de leveringen maanden op zich lieten wachten.
1977 was een bijzonder jaar in de computergeschiedenis, waarin de drie oorspronkelijke home computers het licht zagen: de Commodore PET-2001, de Apple II en de Radio Shack TRS-80.
Commodore was gespecialiseerd in typemachines en was juist gestopt met de productie van rekenmachines. Oprichter en ondernemer Jack Tramiel had zijn oog laten vallen wat volgens hem een logisch vervolg op de rekenmachines was: kantoorcomputers. Nog voordat de eerste Commodore computer op de markt verscheen had Tramiel MOS Technology overgenomen, om zeker te stellen dat er voldoende voorraad microprocessoren zou zijn. Ook kwam zo chiptovenaar Chuck Peddle in dienst van Commodore. Peddle zette zijn schouders onder het ontwerp en vanaf 1977 was Commodore een computerbedrijf.
De PET 2001, met een enkele MOS Technology 6502 microprocessor die al het werk in de computer moest doen, van ontcijferen van het toetsenbord tot en met het aansturen van het beeldscherm, werd goed ontvangen. Er regenden echter klachten over het toetsenbord en in 1979 kwam Commodore uit met de PET 2001-N, waarbij de ‘N’ stond voor ‘new’. De ingebouwde cassettespeler was vervallen om ruimte te maken voor een numeriek deel van het toetsenbord en de PET had nu de tekst ‘professional computer’ op de voorzijde. Aan de binnenkant was de techniek geüpgraded om gebruik te kunnen maken van floppy drives en hard drives, die in grote uitbreidingsdozen in de buurt van de computer gestald moesten worden.