Space Shuttle was de naam voor een Amerikaans systeem van herbruikbare ruimtevaartuigen die in totaal 135 vluchten uitvoerden, waaronder het transport van grote delen van het International Space Station en het vervoer van goederen en astronauten van en naar het ISS. De laatste vlucht van een Space Shuttle was de Atlantis op 21 juni 2011, gevlogen door Douglas Hurley die later ook de gezagvoerder van eerste NASA Commercial Crew missie Demo-2 van SpaceX zou worden.
Tussen 1981 en 2011 gebruikte NASA met regelmaat de Space Shuttle voor vluchten naar het International Space Station, in de beginjaren van het Space Shuttle programma nog in aanbouw. De Space Shuttle bestond uit een soort vliegtuig die zelfstandig kon landen op Aarde, nadat deze vanuit de ruimte door de dampkring was komen vallen. Lancering gebeurde met een enorme brandstoftank en twee vaste brandstof raketten. Hoewel het geheel overweldigend overkwam, was de vlucht volgens Douglas Hurley ‘considerably smoother than the flight with Crew Dragon on top of Falcon 9″.
De eerste Space Shuttle was Enterprise, die in 1976 als testvoertuig werd gebouwd. Vier werkende Shuttles werden als regelmatige verbinding met ISS ingezet: Columbia, Challenger, Discovery en Atlantis. In 1991 kwam daar Endeavour bij, die de Challenger en Columbia moest vervangen die in 1986 en 2003 werden verwoest door fatale ongelukken.
Nadat de landing van Atlantis werden de Space Shuttles afgedankt. Vanaf 2011 tot 2020 maakten de Amerikanen gebruik van het gedateerde, maar zeer betrouwbare Russische Soyuz programma om astronauten van en naar het ISS te transporteren. In 2020 kwam hier met de eerste lancering van het Commercial Crew programma verandering in, toen NASA met de SpaceX Crew Dragon twee astronauten naar ISS liet brengen.